In dit hoofdstuk komen orgaanaandoeningen aan de orde die invloed hebben op de gezondheid van de oudere mens. Hart- en vaatziekten komen veel voor, vooral coronairlijden, hartfalen, geleidingsstoornissen en hartkleplijden. Door de verbeterde overleving na een hartinfarct neemt het aantal ouderen met invaliditeit door chronisch hartfalen toe. Bij de behandeling van risicofactoren voor hart- en vaatziekten zoals hypertensie moet steeds een afweging worden gemaakt ten aanzien van de levensverwachting en de mogelijke nadelen van de behandeling zoals de bijwerking van geneesmiddelen.
De meest voorkomende longproblemen bij ouderen zijn chronische bronchitis (COPD), luchtweginfecties en longembolieën. Longcarcinoom komt vooral bij rokers voor.
Bij de oudere vrouw doen zich vaak problemen voor van het urogenitale stelsel zoals uterusprolaps en postmenopauzaal bloedverlies. Bij de man gaat het dikwijls om problemen met de prostaat. Bij beiden treedt vaak urineretentie of urine-incontinentie op. Seksuele problemen hebben behalve psychosociale vaak organische oorzaken bij ouderen. Deze komen geleidelijk aan uit de taboesfeer. Problemen van het maag-darmkanaal beginnen in de mondholte. Veel ouderen hebben volledige gebitsprothesen, maar steeds meer ouderen behouden eigen gebitselementen die specifieke zorg behoeven. In het maag-darmstelsel komen bepaalde aandoeningen veel voor zoals hernia diaphragmatica en atrofische gastritis en deze geven uiteenlopende klachten zoals zuurbranden en gevolgen van vitamine B12-tekort. Diverticulose en diverticulitis, darmpoliepen en tumoren worden vaak gezien. Voor- en nadelen van belastend onderzoek zoals coloscopie moeten steeds worden afgewogen tegen de therapeutische mogelijkheden en de levensverwachting.
De huid is een belangrijk orgaan bij ouderen en decubitus is een veelvoorkomende complicatie van bedlegerigheid en ziekenhuisopname.
Het hormoonsysteem verandert ingrijpend bij het ouder worden. De invloed van veranderingen in geslachtshormonen op de botstofwisseling, schildklierproblematiek, diabetes mellitus type 2, de serumlipiden en stoornissen in het calciummetabolisme komen aan de orde.
Anemie is de meest voorkomende bloedziekte bij ouderen. IJzertekort, vitamine B12- en foliumzuurtekort, maar ook myelodysplasieën zijn belangrijke oorzaken. Maligne lymfomen zijn bij ouderen vaak goed te behandelen.
Infecties bij ouderen zijn moeilijker vast te stellen door de atypische presentatie, vooral door gebrek aan symptomen. Dit bemoeilijkt de diagnostiek. Bij de behandeling moet rekening worden gehouden met de smallere fysiologische marges en de gewijzigde farmacokinetiek en -dynamiek.
Kanker is nu nog de tweede doodsoorzaak bij ouderen, na de hart- en vaatziekten. De verwachting is dat deze volgorde in de nabije toekomst omkeert. Diagnostiek en behandeling vergen bij ouderen een nauwkeurige aanpak. Afweging van belasting enerzijds, kwaliteit van leven en levensverlenging anderzijds is steeds noodzakelijk. De belastbaarheid bij diagnostiek en therapie ligt vaak lager dan bij jongeren. Aan de andere kant worden ouderen nog vaak onvolledig gestadieerd en onderbehandeld. De algemene toestand, met name de aanwezigheid van comorbiditeit, bepaalt voor een deel de prognose. Het vergt veel deskundigheid om bij ouderen de juiste therapie in te stellen. Het is nog moeilijker om op het juiste moment de behandeling te staken of in het geheel niet in te stellen. Goede palliatieve therapie kan veel lijden draaglijk maken.