Bij de geboorte hoeft een baby nog niet te kunnen fixeren. Het oog, de visuele banen en hogere corticale centra in de hersenen die nodig zijn voor het zien, zijn aangelegd maar nog niet volledig ontwikkeld. Door te kijken wordt het visuele systeem geactiveerd. Om afwijkingen te diagnosticeren is het van belang de normale visuele ontwikkeling van een kind te kennen (tabellen 6.1 en 6.2). Vanaf de leeftijd van 6 weken moet een baby gericht een object kunnen fixeren zoals de eigen handen, een speeltje of de ogen van de ouders. Vanaf 2 maanden kunnen de meeste kinderen vloeiende volgbewegingen maken. Accommoderen en convergeren is mogelijk vanaf 3-4 maanden. Het stereoscopisch zien (driedimensionaal dieptezien) ontwikkelt zich tussen de leeftijd van 5 maanden en 3 jaar. Ook de visus (gezichtsscherpte) ondergaat een ontwikkeling van 0,05 bij de geboorte tot 1,0 rond het 7e jaar.