Stoornissen in mobiliteit en lichaamsbalans door slechter kunnen bewegen en/of verlies aan sturing en aan initiatief leiden tot afhankelijkheid en hebben psychosociale gevolgen. De ernst is vaak al door anamnese vast te stellen.
De belangrijkste vorm van duizeligheid bij 65-plussers is liftduizeligheid. Deze wordt veroorzaakt door onvoldoende hersencirculatie bijvoorbeeld door bloeddrukdaling, ook orthostatisch, of door hartritmestoornissen, longembolie, vertebrobasilaire insufficiëntie, verder door TIA en als drop attack van onbekende oorzaak. Ook neurologische en metabole ziekten, zintuigstoornissen en bepaalde geneesmiddelen kunnen duizeligheid veroorzaken. Begeleidende alarmsymptomen maken specialistisch onderzoek nodig, ontbreken deze dan kan duizeligheid wel enige weken worden aangekeken. Eenvoudige middelen als verminderen van geneesmiddelen, rustig opstaan, steunkousen, wandelstok, regelmatige leefwijze met lichamelijke activiteit en vermijden van uitlokkende omstandigheden kunnen duizeligheid vaak al verhelpen. Ondertussen moet de kans op vallen zo klein mogelijk worden gemaakt: voorzichtig en rustig traplopen, oppassen met douchen, wassen en ‘rekkend pakken’. Behalve factoren die duizeligheid veroorzaken, kunnen onveilige situaties en psychische aandoeningen ook tot vallen leiden. Multidisciplinair onderzoek in een valpolikliniek is een veelbelovende nieuwe ontwikkeling.
De oorzaken van een gestoord looppatroon op hogere leeftijd, en als gevolg van CVA en TIA worden kort besproken. Subdurale hematomen kunnen zich sluipend ontwikkelen, en vaak herinnert een oudere patiënt zich geen trauma. Het is nodig de diagnose CVA te verfijnen. Bloeddrukmeting, ECG, bloedonderzoek, CT- of MRI-scan van het hoofd en duplex-scan van de halsvaten zijn vaak nodig voor het opsporen van de oorzaken. De diagnose en behandeling vergen dikwijls samenwerking, bijvoorbeeld in een ‘stroke-unit’.
Symptomen en therapie bij extrapiramidale afwijkingen, in het bijzonder bij de ziekte van Parkinson worden besproken. Tremoren en traagheid zijn onvoldoende om de diagnose te stellen. Medicamenten, normale-druk hydrocefalus en chronische hypertensieve encefalopathie kunnen de ziekte van Parkinson nabootsen.
Gewrichtsklachten komen vaak voor bij 65-plussers, vooral osteoartrose. De behandeling daarvan hangt af van de ernst: alleen geruststelling door informatie, veranderde leefwijze, pijn- en ontstekingsremmers, zo nodig operatie.
Reumatoïde artritis begint niet zelden pas boven de 65 jaar, en dan vaak in de schouders. De therapie is, net als bij jongeren, vanaf het begin agressief.
Polymyalgia rheumatica komt bijna alleen boven de 60 jaar voor, kan lijken op beginnende reumatoïde artritis, en gaat nogal eens gepaard met reuscelarteriitis met gevaar voor blindheid.
De kristalartropathieën jicht, calciumpyrofosfaat- en hydroxyapatiet-artropathie gaan vaak samen met osteoartrose.
Remitterende seronegatieve symmetrische synovitis met pitting oedeem komt bijna alleen voor bij ouderen en is ondanks een acuut en invaliderend begin goed te genezen.
Ook botziekten komen veel voor bij 65-plussers en zijn soms invaliderend. Osteoporose wordt vooral bij vrouwen gevonden door de perimenopauzale toename van botverlies, en kan leiden tot fracturen, vooral in pols, heup en wervelkolom. In het bijzonder heupfracturen geven handicaps en verkorten het leven. De therapie van osteoporose met wervelfracturen is moeizaam en langdurig: na pijnbestrijding snel activeren, begeleidende osteomalacie bestrijden, en trachten verder botverlies tegen te gaan door bewegingsactiviteit en eventueel medicamenten (calcitonine, bisfosfonaten, fluoride, oestrogenen).
Pijnlijke osteomalacie, door vitamine D-gebrek bij wie onvoldoende in de zon komt, is goed te genezen. Bij de botziekte van Paget is er meestal meer, maar wel breekbaarder bot. Therapie met bisfosfonaten kan nodig zijn. Botmetastasen en de ziekte van Kahler horen bij 65-plussers vaak thuis in de differentiële diagnose.
Bij revalidatie en reactivering geldt, dat de patiënt zelf moet doen wat hij kan. De keuze tussen beide mogelijkheden wordt besproken. Bewegen wordt voortdurend reflectoir bijgestuurd door allerlei waarnemingen van omgevingsfactoren. Ook de cognitie is hierbij van betekenis. Bij revalidatie moet dit veelal opnieuw geleerd worden, waarbij de oefensituatie het doel steeds dichter moet benaderen en er ten slotte ook thuis en bij het winkelen geoefend wordt.
Fysiotherapie dient vooral oefenen te zijn ter verbetering van de lichaamsbalans en het lopen, en om de algehele conditie op peil te houden, door juist gedoseerde activiteiten.
Ergotherapie helpt zo goed mogelijk gebruik te maken van de beperkte mogelijkheden. Gehandicapte ouderen worden in dit gebruik getraind en krijgen hulpmiddelen voor ADL-zelfstandigheid en voor mobiliteit. Hun partner krijgt instructie, en er wordt advies gegeven over aanpassingen van de woning.
Hulpmiddelen bij revalidatietechniek zijn prothesen (vervangen een lichaamsdeel) en orthesen (compenseren of nemen een taak over). Orthesen ondersteunen, stabiliseren, redresseren en/of immobiliseren. Bij ouderen betreft het vaak enkel- of voetorthesen en knie- of enkelcorsetten, en verder orthopedisch maatschoeisel voor allerlei voetafwijkingen.
Na onder- en bovenbeenamputaties zijn verschillende typen prothesen mogelijk. Daarbij moet looptraining gegeven worden voor het aanleren van reflexen op de nieuwe propriocepsis, en training in het aan- en uittrekken van de prothese.
Autorijden is een hulpmiddel voor zelfstandigheid en het onderhouden van sociale contacten.
Stoornissen in visus, reactievermogen en geestelijk functioneren, en verder ziekte en medicijngebruik kunnen de rijvaardigheid beïnvloeden. Oudere bestuurders veroorzaken als groep weinig ongevallen, niet alleen omdat ze minder kilometers rijden, maar ook per kilometer. Wel zijn ze kwetsbaarder bij een ongeval. Boven de 70 jaar moet men voor het verlengen van het rijbewijs medisch gekeurd worden.