Blijven doen is de laatste stap van gedragsverandering. Het doel is dat nieuw gedrag wordt ingebouwd in het dagelijks leven en als gewoon wordt ervaren. Dat vraagt zelfmanagement van de patiënt. Daar werkt de verpleegkundige vanaf het begin van de zorg naar toe. Feedback op het resultaat werkt stimulerend. Verklaren van falen of slagen (attributies) helpt het gedrag vol te houden. De verpleegkundige brengt de relevante factoren van de stap Blijven doen in kaart. Ze werkt met korte- en langetermijndoelen en ondersteunt het inbouwen van het gedrag in het dagelijks leven, zodat het een gewoonte wordt. Ze besteedt aandacht aan wat goed is gegaan, geeft positieve feedback en helpt de patiënt gemotiveerd te blijven. Ze analyseert samen met de patiënt eventuele terugval. Samen kijken ze vooruit naar risicosituaties en manieren om daarmee om te gaan. Ze leert de patiënt probleemoplossende vaardigheden aan en biedt een vervolgafspraak of nazorg als dat mogelijk is.