De celstofwisseling omvat vele duizenden chemische reacties die ononderbroken in de cel plaatsvinden. Nieuwe moleculen ontstaan op velerlei manieren. Dat kan door het ombouwen van uit het uitwendige milieu opgenomen (= assimilatie) of reeds aanwezige stoffen, door samenvoeging van soms zeer vele kleinere brokstukken tot één groot molecuul (= anabolisme) of door splitsing van grote in soms vele kleine moleculen (= katabolisme). Als het bij dit laatste proces gaat om afbraak van structuurelementen, spreekt men van dissimilatie. De machinerie die nodig is voor al deze reacties wordt gevonden in de vele verschillende door de cel geproduceerde eiwitten, die reacties kunnen laten verlopen die in de chemische techniek soms uitsluitend onder omstandigheden van hoge druk of hoge temperatuur kunnen plaatsvinden. De eiwitten die als katalysator fungeren om de reacties bij normale temperatuur en druk te laten verlopen noemt men enzymen; ze vormen het belangrijkste bestanddeel van het cytoplasma. Veel enzymen komen verspreid in het cytoplasma voor, maar er zijn ook enzymen die opgehoopt zijn in organellen en daar dan de specifieke functie bepalen (zie pag. 4).