Over ten minste één ding is de Koran het eens met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties: over verplichtingen van de gemeenschap ten aanzien van ouders.
1Het Internationaal Verdrag is gesloten door naties en spreekt dus over ‘de staat’; de Koran is een godsdienstig geschrift en spreekt over ‘de gemeenschap’, maar beide zeggen helder dat het grotere, meer omvattende systeem de plicht heeft ouders ondersteuning te bieden bij het grootbrengen van kinderen. De Koran formuleert het als volgt: ‘In de eerste plaats zijn de ouders, vervolgens de onderwijzers en de gemeenschap, allen verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen’.
2Het Verdrag: ‘Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de staten passende [ondersteuning] aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, en waarborgen zij de bevordering van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg. De staten nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat kinderen van werkende ouders recht hebben op gebruikmaking van diensten en voorzieningen voor kinderzorg waarvoor zij in aanmerking komen’.
3'De staat’ zetelt voor Nederlanders in Den Haag. Ouders zijn daar als groep niet vertegenwoordigd. Hun huis-, tuinen keukenbelangen vallen weg tegen die van veehouders en visserij, en ze wegen niet op tegen het algemeen belang zodra het gaat over olieprijzen en openbaar vervoer. ‘De gemeenschap’ is overal: op straat, in de trein en in winkels, in werkplaatsen en kantoren, in instellingen en instituten, letterlijk overal waar mensen zijn – en vaak ‘nergens’ als solidariteit met ouderschap in het geding is. …