Een mens moet eten en drinken om over voldoende materiaal te kunnen beschikken voor het laten groeien en in stand houden van alle weefsels in het lichaam. Hierdoor komen wisselende hoeveelheden water en stoffen als natrium en kalium het lichaam binnen. Bovendien komen afvalproducten van de stofwisseling in het bloed terecht. Het is de taak van de nieren om onder alle omstandigheden de samenstelling van het bloed, en dus van de extracellulaire vloeistof, constant te houden. Om dit te kunnen bewerkstelligen produceren de nieren urine, waarvan de samenstelling en het volume grote schommelingen kunnen vertonen. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de nieren zijn opgebouwd en hoe ze de productie van urine en de samenstelling daarvan reguleren.