Zoals in hoofdstuk 7 is aangegeven, kende het ziekenfondswezen tot 1941 geen wettelijke regeling en dus ook geen omschreven verstrekkingenpakket. Tandheelkundige hulp voor wat men in die tijd ‘minvermogenden’ noemde, bestond voornamelijk uit extracties, verricht door arts of tandarts, en de behandeling van ontstekingen. In paragraaf 4.4.1 is vermeld dat de tandartsen, verenigd in de in 1914 opgerichte Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van een systeem van tandheelkundige hulp binnen het ziekenfondswezen. Zo wezen NMT-vertegenwoordigers er in 1924 op dat invoering van de tijdrovende tandbehoudkunst dringend noodzakelijk was om de gezondheidszorg op een aanvaardbaar niveau te brengen.