Het hart is de motorpomp van de bloedsomloop. In het hart wordt druk op het bloed gezet waardoor het mogelijk is dat het bloed vanuit de rechterkamer naar de longen stroomt en daarna via de linkerkamer over het gehele lichaam wordt verspreid. Geholpen door extracardiale factoren wordt het bloed via de aders naar het hart teruggezogen. De hoeveelheid bloed die iedere kamer per minuut uitpompt, is zeer variabel en nauwkeurig afgestemd op de geestelijke en lichamelijke activiteit. De regeling daarvan wordt voor een deel door het hart zelf uitgevoerd, daarbij geholpen door het vegetatieve zenuwstelsel. Zoals iedere spiercel moet ook de hartspiercel een prikkel ontvangen om de samentrekking te starten. Maar anders dan een skeletspier kan het hart deze zelf leveren vanuit pacemakercellen in het geleidingssysteem. Zowel dit proces van automatie als de contractie van de spiercellen staat onder controle van het vegetatieve zenuwstelsel.