De bijdrage van specifieke hulpvormen aan de effectiviteit van de jeugdzorg is nihil. Dat is een boodschap die bezoekers aan de serie conferenties
Jeugdzorg in onderzoek nu twee keer hebben meegekregen. Tijdens de tweede editie van de conferentie, januari 2006, zette Barry Duncan krachtig neer dat de kwaliteit van de therapeutische relatie vele malen meer het effect van de hulp bepaalt dan de specifiek-therapeutische methode (Duncan,
2006). Eind januari 2007, bij de derde editie van de conferentie, was het weer raak. Michael Barkham gaf daarin aan – refererend aan
the great psychotherapy debate – dat de algemene effectgrootte van therapie (in termen van de ‘effectsize’
d) 0,80 bedraagt, die van te onderscheiden therapieën 0,00-0,20 en die van specifieke ingrediënten 0,00 (Barkham,
2007).