Een 35-jarige man rijdt vaak ’s avonds nog een rondje op zijn paard. Op een kwade dag komt hij ten val. De exacte toedracht is niet duidelijk, doordat hij bewusteloos is geraakt. Wat hij zich achteraf kan herinneren is dat hij per ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht. Hij had toen geen weet van zijn lichaam, zijn handen voelden tintelig en doof aan, en hij had van de ambulanceverpleegkundigen een harde halskraag om gekregen. In het ziekenhuis wordt vastgesteld dat er een wervelfractuur is in de nek, met enige verplaatsing en beïnvloeding van het cervicale ruggenmerg. Bij neurologisch onderzoek kan hij zijn armen buigen maar niet strekken. Zijn benen zijn geheel verlamd. Het gevoel is geheel afwezig op de romp en in de benen. Hij wordt gekatheteriseerd omdat hij niet zelf kan plassen.