In de meeste literatuur over de ontstaansgeschiedenis van klinische psychotherapie wordt de Franse psychiater Pinel (1745-1826) genoemd als de grondlegger (zie o.a. Janzing, Van den Berg & Kruisdijk, 2000 en Janzing & Kerstens, 1984, 2004) voor een compleet historisch overzicht). In die tijd werden psychiatrische patiënten vastgeketend, mishandeld en opgesloten. Pinel maakte een einde aan deze praktijk en introduceerde de zogenaamde
morele behandeling
. Hij beschouwde de patiënten niet als misdadigers, maar als zieke mensen die zorg nodig hadden. Pinel ontwikkelde behandelmilieus waar de patiënt zinnig werk te doen kreeg, waar ontspanning was en waar de patiënt respectvol werd benaderd. Zoals elke stroming was ook deze onderhevig aan maatschappelijke invloeden zoals oorlog, schaarste en wetenschappelijke ontwikkeling. De industriële revolutie, het sociaal Darwinisme en de toenemende invloed van de neuropathologie keerden het tij en er kwam meer nadruk op het zoeken naar een wetenschappelijke verklaring van de geestesziektes. In plaats van actief met de patiënten bezig te zijn, ontstond er meer een houding van wachten op wetenschappelijke antwoorden. In de ziekenhuizen werden veel patiënten opgenomen, maar nauwelijks meer ontslagen. Patiënten werden tewerkgesteld of aan het bed geketend, omdat de psychiatrische ziekenhuizen door de toestroom van patiënten geen andere mogelijkheden leken te hebben en gebrek hadden aan goed geschoold personeel. Deze trend was zowel in Amerika als in Europa te zien.